Wat wij kunnen leren van de natuur

Vannacht kon ik niet slapen, werd geteisterd door een ernstige kriebelhoest als gevolg van een verkoudheid. Dus dan maar even uit bed. Ik zat beneden, met de lichten uit, want wilde ook niet helemaal wakker worden. Het was half vijf en extreem stil, ook omdat er geen zuchtje wind was buiten. Niets bewoog, en er was geen enkel geluid.

Terwijl ik naar dat stille tafereel zat te kijken vroeg ik mij af wat mij, en vele anderen, zo aantrekt in de natuur. Er gaat een extreme rust vanuit, een ‘het is zoals het is’. Ik vroeg me vervolgens af hoe ik het zou noemen, die kwaliteit. Ik dacht aan ‘acceptatie’, en ik dacht aan ‘aanwezigheid’, maar die woorden leken de lading niet te dekken.

Toen drong het tot mij door dat geen enkel woord zou kunnen omschrijven wat ik daar nu zag. Het drong tot me door dat elke benaming van die kwaliteit juist die bijzondere stille kwaliteit teniet zou doen. Ik bedacht me dat ‘acceptatie’, iets wat wij mensen zo graag willen - acceptatie van onszelf, van onze levens en de dingen die daarin gebeuren - alleen maar een ‘issue’ is wanneer er géén acceptatie is. ‘Aanwezigheid’ is alleen een issue als er geen aanwezigheid is.

Het benoemen van een kwaliteit of een kenmerk lijkt vaak te gebeuren vanuit een tegengestelde realiteit, vanuit een plek waar die kwaliteit niet is. De planten in mijn nachtelijke tuin waren niet aanwezig, en ze ‘accepteerden’ ook niet. Want als ze dat zouden doen, dan zou de rust die ik zag niet kunnen bestaan.

En toen dacht ik een stapje verder: is ’ontwikkeling’ niet vooral zo belangrijk voor ons vanwege een gevoel van onvolmaaktheid, van 'niet genoeg', van ‘er nog niet zijn’? Ik bedacht mij vervolgens dat de planten in mijn tuin zich ook ontwikkelen. Ze groeien, naar het licht bijvoorbeeld. Je zou kunnen zeggen dat ze een ‘wil’ hebben, bijvoorbeeld een wil om te leven, en je ziet heel feitelijk hun pogingen om voort te bestaan. Maar groeien ze omdat zij zich ‘niet genoeg’ voelen? Nee, hun groei is een aspect van het leven zelf, van hun natuur. En ze zouden zich geen moment verzetten, zelfs als ze gerooid zouden worden of verbrand. Niet zozeer omdat ze dat niet kunnen, bedacht ik mij, maar omdat ze rusten in iets groters dan waarin wij mensen meestal onze rust zoeken, zonder succes overigens. (Ik zag eenzelfde kwaliteit eens in een natuurfilm over Afrika, waar een cheetah een impala ving. De impala deed alles om te ontkomen, en toen dat niet lukte leek er een grote mate van overgave bij haar te zijn. Geen moment zag ik 'dit had niet zo moeten zijn').

Wij mensen ontwikkelen ook, we groeien, in wijsheid, kennis en ervaring. Als wij leren van de natuur, dan is de juiste ‘houding’ misschien heel dicht te blijven bij ‘wat is’: een groei die uit ons diepste binnenste wordt aangedreven. En ons niet te laten verleiden door al die ‘externe drijfveren’ van 'wat zou moeten zijn', aangedreven door én resulterend in gevoelens van onvolmaaktheid, onrust, haast, uitputting en wanhoop.

Die externe drijfveer wordt gevormd door een aspect wat planten zeer zeker niet hebben: het ego. Je kunt het ego omschrijven als ‘onze eigen zelfgemaakte wil’, los van de natuur, die - wát de natuur ook wil - een eigen leven leidt. Dat ego mag blijven, bedacht ik mij tenslotte, maar het luisteren naar de wil van de natuur, van God zo je wilt, is wel de basis, het fundament, het enige werkelijke. En die wil van de natuur herbergt, ironisch genoeg, wat wij alsmaar zoeken met onze zelfgemaakte wil.